Wie gaat laat achter. De kleine eindigheid van thuis,
de klok, het bed, de regels. Een leven -dat te dragen was-
hangt aan de kapstok, als een jas. Ver weg zingt een wereld.
Reizen is een wakker worden. Het huis, dat als een tweede huid
beschermde, beneemt niet meer het zicht. Het vel zit ruimer.
Hoofden, verdoofd door gewoonte, gaan open voor de storm.
Alles nieuw. De vorm van bomen. De kleur van lucht.
Geuren en gebeurtenissen worden haastig opgeborgen
in ’t geheugen. De dag, die blanco was begonnen,
is ’s avond tot de rand gevuld. Dan valt de nacht.
Slapend in een nergens. Dromen waar wij thuis voor schuilen
weten ons opeens te vinden. Losgemaakt uit het verband
van plaats en tijd besluipen ons herinneringen, nu wij
ver en veilig zijn. De duisternis geeft licht.
De zon komt op. Een ongetelde dag, geen naam, geen datum.
De tijd heeft zich bevrijd van ons en wat wij moesten doen.
Een stille kust. Een man. Een ezel. Leven wordt aanwezig zijn. Bestaan is
hier genoeg. Hoe kan dezelfde mens als thuis,
onrustig en gedreven, zo rustig drijven in de tijd?
Reizen. Als in een rivier. Wissewasjes weggewassen.
Routines van ons afgespoeld. Het oude leven in een zeef,
terwijl het water stroomt. Een zelf, een ik,
dat was bedekt geraakt door alledaagse dingen
komt onverwacht te voorschijn.
Pas wie gaat, ziet om. Elke stap vooruit schept nieuw
en breder perspectief, een beeld dat telkens vreemder wordt.
Completer. Maar sawa’s blijven sawa’s. Een groen dat elders niet bestaat,
en woordeloos wordt ondergaan. De rijkdom is het onbeschrijfelijke:
dat het hier en nu bestaat, maar niet mee te nemen is. Het zien,
het moeten verliezen, en weten dat dit leven is. Een onverwachte vrede.
De sawa gaat, maar laat een stilte na waarnaar men later terug kan keren.
De wereld laat te raden over, voor wie vergeet wat hij al wist.
Dan ligt er achter elke berg een niet veroverd vergezicht,
dat, ongezien, vermoeide voeten aanzet tot een nieuwe klim.
De horizon blijft altijd even ver. Is dat een reden om te blijven,
of een reden om te gaan? Thuis wacht de kapstok. De oude jas
zal passen. Dat is straks het laatste raadsel, na die wonderlijke reis.