We hadden weer een keus te maken over de route. Doorgaans maken we vooraf een route om te kijken of je een beetje uitkomt met de tijd die je hebt en onderweg passen we dan de route naar wens aan. We lezen vaak websites van andere fietsers om te zien of er mooie en/of leuke dingen zijn die we niet willen missen. Annette had een blog gevonden op grazyguyonabike.com van Bill die veel in Thailand fietst. Hij beschrijft redelijk gedetailleerd (met wegnummers) hoe hij fietst en wat hij tegenkomt. Langs de Mekong hadden we min of meer dezelfde route, maar in Dan Sai had hij andere opties. Toevallig kwamen we daar twee Amerikaanse fietsers, twee broers tegen, met ook veel Thailand ervaring. Ze woonden beiden in Thailand. Een het hele jaar en de andere een half jaar. Zij konden ons vertellen dat de route die we oorspronkelijk hadden bedacht zeker de moeite waard was. Dus we zijn richting Uttaradit gegaan, en dat bleek een goede keuze. Het bleek een rustige weg door rijstvelden en door prachtige bossen.
Na een paar prachtige fietsdagen kwamen we in Phrae waar we twee rustdagen hadden gepland. Hier zaten we in een hotel dat heel rustig lag in een straatje met veel Street Art op de muren. We hebben in Phrae een museum bezocht dat een oud huis was van een houder van Teak plantages. Het is overal heerlijk rustig; de zogenaamde “silverlining” van de Coronacrisis.
Na Phayao kozen we voor een optie van Bill. We zouden door Phu Sang National Park fietsen. Dit betekende flink klimmen. En flink betekent stijgingspercentages van ruim 12 % met uitschieters omhoog. We hadden op weg naar Phayao al een stuk gehad met 17 %, dat we fietsend (4 km per uur) hadden afgelegd, dus we hadden wat vertrouwen opgebouwd. Desalniettemin bleek het in praktijk een beste klus. Temeer omdat het 55 km klimmen was met af en toe een daling, maar in totaal ruim 1400 meter omhoog.
Met al dat klimmen kwamen we in het Phu Chi Fa Forest Park het woongebied van verschillende “Hill Tribes”. Toen we in het dorp Phu Chi Fa kwamen bleek daar een feest te zijn in het weekend. Het was druk en er was een markt. Iedereen was een soort van uitgelaten en er hing een vrolijke sfeer. Voor ons was het even zoeken naar een beschikbare kamer, maar dat lukte uiteindelijk ook. We moesten wel twee keer van kamer veranderen vanwege een niet werkende douche en het uitvallen van de elektra in een kamer en dan doet de douche het ook niet. Dat is met name lullig als je net ingezeept staat…
Voor we de dag erop weggingen hebben we eerst uitgebreid koffie gedronken zodat we goed konden zien hoe de dag van zo’n feest begon. Allemaal mensen uit verschillende dorpen veelal gekleed in de kleuren van hun dorp of “Tribe”. Deze mensen kiezen er bewust voor om zich te onderscheiden van de anderen, de meest neutrale betekenis van discriminatie. Daar kan je tijdens het fietsen toch weer behoorlijk op kauwen als je net gelezen hebt dat in het Westen mensen vinden dat als ze zich vrouw voelen dat ook moeten kunnen zijn, ondanks dat ze biologisch man zijn ( en dan heb ik het niet over de kleine vier procent van de mensen die transgender zijn en vaak het hele traject inclusief geslachtsverandering afleggen). Zeg maar de overtreffende trap van individualisering; je eigen geslacht willen kiezen. Het zijn vaak dezelfde mensen die roepen dat je niet mag discrimineren om vervolgens de mensen die het niet met ze eens zijn te cancelen. Het is een verwarrende wereld, en dan kun je ook nog eens veel “vinkjes” hebben en dan mag je al helemaal niet meer meepraten, want dan schijn je volgens de heer Luyendijk geen empathie te hebben. Afijn wij hadden een paar schitterende fietsdagen met prachtige uitzichten en genoeg om over na te denken.
Na een dag van afdalen kwamen we weer bij de Mekong uit. Het afdalen is soms minder leuk dan je zou verwachten. Zeker als de daling met 12% gaat. Je bent dan erg veel aan het remmen en je velgen worden gloeiend heet. Om te voorkomen dat we een klapband krijgen tijdens de afdaling, stoppen we regelmatig om de velgen te laten afkoelen. We kwamen uit op de plek waar we twee jaar en twee dagen geleden Thailand binnen kwamen. Vanaf daar herkenden we het weer.
Na een overnachting bij de grensplaats zijn we doorgefietst naar Chiang Saen. Hier wisten we een goed hotel te zitten waar we twee rustdagen namen om het drielandenpunt en The Hall of Opium te bezoek. Twee jaar geleden was Leo ziek en is toen niet het museum in gegaan, nu dus wel. Het is zeker de moeite waard. Het museum zit eigenlijk in een berg. Je komt er aan de andere kant weer uit en wordt dan met een auto weer terug gebracht. We waren de enige in het museum, dat is best apart om mee te maken.