Toen wij in Laos waren spraken we een Canadese ontwikkelingswerker die werkte aan een schoon drinkwaterproject. Hij vertelde dat door hun project mensen meer konden werken omdat ze veel minder last hadden van dysenterie. Hij legde ons het verschil uit tussen “disposable income” en “discretional income”. Het laat zich vertalen tot netto inkomen en vrij besteedbaar inkomen. Bij vrij besteedbaar inkomen zijn al je kosten om te kunnen bestaan eraf (alle vaste kosten en essentiële variabele kosten) Het geld dat over blijft kan je sparen of aan “leuke dingen” uitgeven. In Laos konden mensen nu een ijsje voor hun kinderen kopen omdat er een klein beetje geld overbleef.
Aan dit verhaal moest ik denken toen wij weer ergens koffie gingen drinken. We komen vaak leuke koffietentjes tegen met een rijke schakeringen aan koffiekeuzes. Dit betekent dat er in Thailand voldoende vrij besteedbaar inkomen is om deze niet essentiële koffie te kunnen drinken.
Nu met Corona de scholen en universiteiten dicht zijn, komen we regelmatig studenten tegen in de wat luxere koffietenten. Zeker in de bovenstaande die als een bibliotheek was ingericht.
Die koffietenten symboliseren, wat mij betreft, de toename van het vrij besteedbaar inkomen en dus de rijkdom van een land. Het geeft aan dat er een substantiële groep is die vrij besteedbaar inkomen heeft. Thailand heeft inmiddels ook veel binnenlands toerisme. Er worden ook volop nieuwe huizen gebouwd
Uiteindelijk zijn wij natuurlijk erg blij met de vaak hele mooie koffietenten en genieten met volle teugen van een “ lekker bakkie”.