Bolivia is echt een ander land, in ieder geval het deel waar wij zijn geweest. De reisgids had een uitspraak waar in zoveel gezegd werd dat als je het land met je ‘westerse’ ogen bekeek je het niet had begrepen. Een nogal pretentieuze uitspraak. Uiteindelijk heb je als Europeaan alleen je westerse normen en waarden waarmee je de wereld bekijkt, dus ook Bolivia. Vanuit dat perspectief is Bolivia echt anders dan de andere landen waar we doorheen hebben gefietst. Vanuit een ontwikkelingsperspectief zou je kunnen zeggen dat het land nog een behoorlijke weg te gaan heeft, of je kunt zeggen dat ze andere keuzes hebben gemaakt. De inheemse bevolking leeft nog voor een groot deel zoals ze dat al honderden jaren doet, hoewel de meesten wel een mobiele telefoon hebben. Hun wereld bestaat vooral uit traditionele landbouw (quinoa en aardappelen) en veeteelt (veelal lama’s en schapen). Daarnaast wordt veel textiel nog op traditionele wijze geproduceerd.
Vanuit ons westers perspectief ga je toch uit van een aantal standaardvoorzieningen en die waren er niet altijd. We hebben bijvoorbeeld meerdere malen moeten overnachten in een ‘hotel’ waar geen sanitaire voorzieningen waren. Op de vraag waar we dan onze behoeften zouden moeten doen werd eenvoudig weg gezegd dat we dat ergens op het erf moesten doen. Soms sliepen we op een bed van stro dat in een soort plastic zak was gestikt (we hebben daar overigens prima op geslapen). In veel dorpen zag je mensen ook moeiteloos hun behoeften doen waar ze dat wilden. In een ander hotel werd met trots het toilet geshowd en vooral dat je dat kon doortrekken.
Een andere uitdaging waar we tegen aan liepen was het gebrek aan eten. We hebben de intersalar route gefietst, dat is een route die vanuit La Paz naar het zuiden tussen twee zoutmeren door loopt. Het is een mooie route, maar zoals gezegd met hier en daar wat uitdagingen. De elektriciteit was in een groot gebied al dagen uitgevallen waardoor, als we eindelijk een hotel hadden gevonden waar een douche was, de douche het niet deed omdat de waterpomp niet werkte zonder elektriciteit. Soms was er wel water, maar geen warm water. Maar na een paar dagen zonder douche is zelfs een koude douche (echt koud!) heerlijk.
De weg was prachtig maar vaak van erg slechte kwaliteit. Hele stukken waren los zand. Leo had erg veel last van zijn enkel bij het duwen van de fiets door los zand. Er wordt wel volop gewerkt om de wegen te asfalteren o.a. met behulp van geld uit Europa. We konden hele stukken fietsen op een nieuw geasfalteerde weg waar nog geen auto’s op mochten. Echter om de paar kilometer moesten we van de fiets af en over bergen zand klimmen die er waren neergelegd om te voorkomen dat de auto’s op de weg gingen rijden, terwijl de weg nog niet klaar was.
De weg over het zoutmeer was een surrealistische ervaring. Je kan kilometers ver kijken, dus je hebt geen idee hoever het is. Je ziet de bergen, maar die lijken maar niet dichterbij te komen. Met behulp van het kompas konden we de richting die we op moesten in de gaten houden. Eer waren zoveel jeepsporen dat het lastig was om het juiste spoor te volgen.
Na 50 kilometer kwamen we op het eiland Incahuasi. Dit is een vulkanisch eiland met hele grote cactussen. Er is ook een restaurant. Rond lunchtijd stoppen hier wel 25 jeeps met toeristen, die hier allemaal komen picknicken. Tegen vijven is iedereen weer vertrokken en is het eiland stil en verlaten. Wij konden overnachten in een kamer met een groot raam dat uitkeek op de zoutvlakte. Dit grote raam gaf ons toen het donker was een prachtig uitzicht op de sterrenhemel.
De lamaburger die we ’s avonds hadden gegeten gaf Annette ’s nacht al het nodige ongemak. Temeer ook omdat de toiletten een stukje verder op het eiland waren en de honden die daar rondliepen het niet gewend zijn dat er na het donker mensen over het eiland lopen. De fietsdag erop was een lange dag. Eerst ruim 70 km over de zoutvlakte, waar we een lekker windje in de rug hadden. Door de enorme vlakte, die helemaal wit is en de knalblauwe hemel ontbreekt elk perspectief, waardoor je de meest rare foto’s kunt maken. Dat wordt ook veelvuldig gedaan door de toeristen.
Het lijkt soms net alsof je over ijs fietst, wat nog eens wordt versterkt als je ziet dat er ook wakken in het meer zijn. Het zout knispert onder de banden. Door capillaire werking en uitdroging door de zon ontstaan er allerlei honingraatpatronen.
Onderweg kwamen we nog langs een monumentje, dat er staat ter nagedachtenis aan een ongeluk. Er zijn twee jeeps op elkaar gebotst, waarbij iedereen is overleden. Het is werkelijk een godswonder dat zo’n ongeluk kan gebeuren. Je hebt werkelijk kilometers vrij uitzicht en alle ruimte om uit te wijken. Men denkt dat de jeeps “the chicken game” speelden. Hierbij rijden auto’s recht op elkaar af, en degene die het eerst uitwijkt heeft verloren (en is dus de chicken, wat zoveel betekent als de lafaard).
Na de 70 km over de Salar kwamen we bij het stadje Colchani, waar je het meer op en af kan. Wij hadden gepland daar te overnachten, maar het bleek een heel klein stadje te zijn, zonder behoorlijk restaurant. We hadden best trek omdat we de 70 kilometer op een ontbijt van een broodje suiker en een mueslireep hadden gefietst. Uiteindelijk vonden we een winkeltje waar we twee snickers en een flesje cola konden kopen. Vandaar zijn we maar doorgefietst naar Uyuni. De laatste 25 km over een hele slechte weg. We waren behoorlijk moe toen we aankwamen. We vonden een goed hotel met een warme douche en goede bedden. We zijn drie dagen gebleven, niet omdat het stadje zo leuk was, maar omdat we allebei ziek waren. We hebben het uitgeziekt en geen medicijnen genomen. Uiteindelijk blijkt je lichaam het meeste zelf op te kunnen lossen. We zijn vanaf Uyuni met de trein naar grens gereisd, voornamelijk omdat de weg tot de grens erg slecht is met veel zand waar je de fiets doorheen moet duwen. Ervaring had geleerd dat het voor de enkel van Leo geen goed plan was om veel te gaan lopen met een zware fiets.